Op de 120e dag van mijn tocht, 28 augustus, word ik wakker naast het klooster Santa Cecilia.
Ik ben dan al op de berg van Montserrat en heb nog een laatste paar uur te lopen.
Als ik afdaal naar het klooster luiden de klokken …
ben er …
de mis is al begonnen, dat kleine verlichte stuk boven het altaar is de kapel van de zwarte Madonna
net als in Nuria, is ze te zien door glas vanuit de kerk, en kun je er naar toe via een trap, om haar van dichtbij te begroeten, niet tijdens maar wel na de mis,
de fotoserie hieronder is gemaakt de volgende ochtend vroeg na de lauden
n groet aan jullie lezers/ volgers,
dank voor alle meeleven, reacties en goede wensen
deze heb ik allemaal voor jullie opgestoken
ik blijf nog een paar dagen in het pelgrimshuis van het klooster om af te sluiten
maar ik wordt nog wel even beproefd zo vlak voor het einde,
op de spaanse televisie vertelde de weerdame al dat het de wamste dagen van de zomer zijn, boven de 40 in de warmste streken van Spanje, tegen de 40 hier in Cataluya, ik zelf mat gistermiddag 37 in de schaduw
de Catalanen hier verkoelen zich in de rivier, in het zwembad, in de bar
er is één gekke Hollander die door de hitte loopt
´s ochtends valt er wel te lopen, tussen 2 uur ´s middags en 7 uur ´s avonds is lopen niet te doen,
daarna wil t wel weer, maar is het snel donker
maar zoals gezegd ik ben er bijna
ik zie de wonderlijk gevormde bergen van Montserrat steeds dichterbij komen;
posted under Mark Loopt, wandel verhalen | Comments Off on fysieke omstandigheden vlak voor het einde
Op weg naar Nuria heb ik de coll d´Eyne genomen, ik had me voorgenomen een paar 100 meter onder de pas te slapen om de volgende ochtend bij zonsopkomst op de pas te zijn. Op weg daar naartoe kwam ik deze 4 sportieve hollandse meiden tegen:
2x Roos, Anouk en Tara
in de vallei op 2300 meter hadden we nog meer gezelschap
Ik mocht mee-eten; chili con carne
maanlicht
afscheidsfoto
bij het opstaan
de pas, 2650 m.
vallei van Nuria
al maanden raap ik onderweg veren op, ze staan even op de pas en sommigen zijn meteen al naar beneden gewaaid
ik groet jullie bij zonsopkomst
daarna als extraatje door naar de Pic Noufonts op 2860 meter, maar daarvan geen foto´s want de batterij van mijn fototoestel was leeg
de kerk van Nuria, met boven het altaar de kapel met de zwarte Madonna
een voor een langs de Madonna
weer een zwarte Madonna die niet echt zwart is maar door iedereen toch zwart genoemd wordt
nog een Madonna, nu met wensbriefjes
Een briefje schrijven is een manier om je wens kenbaar te maken maar je kunt ook je hoofd onder een klok leggen en dan de klok laten luiden om een wens in vervulling te laten gaan. De vrouwe van Nuria is vooral goed met migraine, het weer en natuurlijk vruchtbaarheid. Het was er druk; zwangere vrouwen die kwamen bedanken, niet zwangere vrouwen die getroost werden door hun man en een doop van een meisje dat Nuria heet. het schijnt dat Nuria de op een na populairste meisjesnaam in Catalonunya is. De populairste is Montserrat. Ik heb twee dagen geleden een Montse leren kennen toen ik wasmiddel leende op een camping en voor haar is Montserrat ook inderdaad haar berg. (Hieronder zou ik de foto plaatsen van Montserrat, haar man Xavi, haar moeder en andere familie, maar het foto´s opladen wil niet lukken in deze bibliotheek. Het bijwerken van google maps ook niet daarvoor is de computer te traag.)
Nuria is verder ook een beetje een pretpark, ook daarvan volgt nog een foto, wat ik wel heb is deze, op het gras, voor il santuario:
In Montsegur, niet te verwarren met Montserrat, hoopte ik een relatief onbekende zwarte Madonna te treffen in de kerk daar. Montsegur kende ik al, omdat ik er ooit met mijn lief en de jongens geweest was. Het is een toeristenplaatsje dat beroemd is onder esoterische zoekers omdat de catharen zich hier ophielden in de hoop beschermd te blijven tegen de inquisitie die hen bestreed.
De burcht op de foto hiernaast werd zowat een jaar belegerd totdat de tempeliers die de catharen beschermden verslagen werden. Daarna zijn aan de voet van de helling naar de burcht een paar honderd catharen die zich niet wilden bekeren levend verbrand door de inquisitie. Niet dat dit nu zo belangrijk is voor mijn verhaal, (behalve dan dat volgens een van de theorieen juist de catharen er zwarte Madonna’s op na hielden, maar daarover later meer), maar juist om het punt te maken dat geschiedschrijvers, geschiedzoekers en toeristen zich vooral richten op de gevechten, de strijd om de macht en nauwelijks op de stijl van leven, de spiritualiteit waar de catharen toch zo bijzonder in waren. Zo ook in Montsegur, een plaatsje dat leeft van toerisme.
Ziehier de kerk van Montsegur, waar we mooi vroeg in de morgen aankwamen, met op de deur een briefje.
Dat is een hoopvol briefje, op naar Anne-Mie.
Anne-Mie doet ook de camping, maar is er niet, haar man is er wel, maar die doet het museum, en moet daar zo naar toe. Volgens hem hebben ze ook een sleutel bij de Mairie.
De Mairie is open, maar de dame van dienst laat weten geen tijd te hebben om de kerk te openen voor toeristen.
Op naar het museum, waar de man van Anne-Mie inmiddels is. In het museum alle info over de strijd om het kasteel zo’n 700 jaar terug, niks over de kerk. De man van Anne-Mie denkt dat er misschien wel een zwarte Madonna is in de kerk en is bereid in zijn lunchpauze, om kwart voor 2 even de kerk voor ons te openen. Dat is lastig kiezen, we hebben nog een forse etappe te gaan vandaag, hier blijven is een rare keuze want we hebben gister al een halve pauzedag genomen. Ik besluit dat we verder lopen zonder de kerk te zien, jammer, maar hoop nog eens terug te keren.
Lang niet alle catharen zijn verbrand, veel van hen zijn gevlucht, dieper de bergen in, richting Spanje. Volgens een theorie over de zwarte Madonna’s waren het catharen die er zwarte Madonnabeelden op nahielden, met een alternatieve cultus, los van de kerk van Rome. Het is goed mogelijk dat zij de beeldjes hebben meegenomen, en in sommige gevallen begraven.
In de vallei van de Cerdanya, half Frans maar eigenlijk Catalaans, zijn veel plekken waar ooit zwarte Madonna’s huisden of waar ze nog steeds verblijven. Dorres, Puigcerda, Hix, Err, Llo, Eynes, Font Romeu, allemaal binnen een straal van ruim 20 km. De meeste plekken hebben geen zwart Madonnabeeldje meer, maar een paar nog wel.
Het is echter niet eenvoudig de kerkjes te bezoeken, zeker niet als je alles te voet wilt doen. Toen ik de hoge bergen over was en ik eind van de dinsdagmiddag in Dorres aankwam las ik op een briefje dat vrijdagochtend de kerk om 11 uur een half uurtje te bezichtigen zou zijn. De dame die het familiehotel bestiert had geen beter nieuws te brengen. Doorgelopen naar Bourg-Madame, tussen Puigcerda en Hix. Volgende ochtend eerst naar Puigcerda, kerk dicht, logisch, het is nog geen 8 uur. Ik spreek een vrouw aan die langs wandelt. De kerk gaat wel open, om 10 uur of zo. Maar er is geen zwarte Madonna in deze kerk. Er is wel een mis nu in de ziekenhuiskapel iets verderop. Ik loop even die kant op. Echt ziekenhuis, toch maar weer terug naar Dominicanerkerk. Ik vraag meisje dat de ramen van de slager aan het wassen is. Ja de kerk gaat open om een uur of 9. Zwarte Madonna? Misschien. Geen internetcafe in de buurt om even te checken met de website van Ella Rozet. Mijn lief gebeld. Ja het moest de kerk zijn van het voormalige Dominicaner klooster. Meteen ook even de info gecheckt van Font Romeu, Err en Hix. Op dat moment komt de priester aangewandeld met de sleutel. De kerk gaat open, en er is inderdaad een Madonna die er zwart uitziet.
Bijzonder deze, want borstvoedend. Ik vraag de oude dame die de kerk verzorgt om een stempel, en even later loop ik met de priester naar zijn huis even verderop in het stadje. Ik krijg een mooie stempel in mijn carnet, dat is een hobby die ik heb overgenomen van de Compostella-gangers. Ik verzamel stempels van plaatsen waar zwarte Madonna’s huizen of gehuisd hebben. Terug in de kerk maak ik foto’s van het Madonna-beeld. Als ik de flits gebruik blijkt de Madonna niet zwart, eerder glimmend brons.
Toch lijken de handen en gezichten met opzet donkerder gemaakt dan de gedeeltes van kleding en stoel. Het schijnt een moderne opvolger te zijn van een oorspronkelijke zwarte Madonna.
Na mijn eerste spaanse cortado wandel ik terug naar Bourg-Madame, waar ik de dame van de toeristinfo bevraag op mogelijkheden om de kerken te bezoeken. Zij weet alleen maar iets van de twee kerken in haar gemeente; die van Hix is eind van de middag te bezoeken. Dat past niet in mijn programma, als ik alles te voet wil doen. Ik besluit Hix te schrappen, de zwarte Madonna die daar ooit gehuisd heeft zou nu toch in Spanje zijn. Die middag wandel ik naar Err, Llo, Eynes en Odeillo. Alleen de kerk in Err is open. Deze Madonna is ooit zwart geweest, maar gerestaureerd.
Wat nog bijzonder is van Err is dat er twee oude kerken vlak naast elkaar liggen, hieronder t zicht van achter het dorpje.
In Llo is de kerk gewoon dicht. Wel een paar fraaie versiersels boven de deur:
In Eynes is er een berichtje dat de kerk op vrijdagavond te bezoeken is. Bij de gite van de Presbyterie geen sleutel. In Eynes is wel het Maison du Vallee open, maar ook daar geen sleutel. Ik vraag het meisje naar het rood-gele pad, waarvan ik vermoed dat het naar Font-Romeu gaat. Zij weet van niets blijkt een uur later, als ik me weer eens een weg moet banen langs een beboste helling om de goede kant op te geraken. Ik doe het niet vaak, maar vandaag vervloek ik de meisjes en dames die toersten mogen helpen maar zelf niks weten. Het is al laat als ik in Odeillo aankom, het plaatsje waar de Madonna van Font Romeu ‘s winters huist. Om haar te bezoeken zou ik nog een paar honderd meter moeten klimmen. Ik besluit door te lopen en liften naar Dorres, volgens mijn eigen regels mag ik wel een stukje met de auto, als ik het traject al gelopen heb, en Dorres heb ik al te voet bereikt. Ik krijg een lift van nog geen kilometer; de man gaat naar Barcelona, ik ook, maar niet nu meteen met de auto. Wel ben ik dankzij de lift om 5 voor 8 bij de supermarkt, net op tijd voor mijn avondeten; gazpacho en groentechips. Net voor donker bereik ik Dorres en de dame van het hotel verwelkomt me en heeft nog een kamer vrij.
Vanuit het hotel is het oorspronkelijke huis van de Madonna van Dorres te zien; de heuvel van Bel Loc, wat mooie plek betekent.
Ik ben vroeg op en wandel naar boven.
Inderdaad een prachtige plek, en deze kerk is gewoon open.
Ik heb geen kaarsje meegenomen, maar schrijf een berichtje in het boek. Terug in het dorp heb ik nog tijd om te relaxen in de Romeinse baden en om kwart voor post ik bij de kerk. Met mij een oude man en zijn zoon, die zenuwachtig heen en weer lopen. Om iets over 11 komt een dame de kerk openen.
De oude man en zijn zoon stormen naar binnen, naar een Madonna, niet de zwarte. Het is duidelijk dat dit beeld voor hen heel bijzonder is. Later help ik hen een foto te maken met het mobieltje van de oude man. Uit hun uitleg maak ik op dat de oude man, of zijn zieke vrouw, een ontmoeting heeft gehad of innerlijk beeld heeft gehad van het beeld dat ik voor hem fotografeer.
Ik op mijn beurt ben teleurgesteld dat het beeld boven het altaar weer ingepakt is in zo’n lelijk jurkje. Het lijkt veel minder mooi dan eerder gezien op foto. Nadat ik een stuk of wat foto’s gemaakt heb kom ik er achter dat het echte beeld in de zijkapel huist, en dat er een kopie met jurken is aangekleed. Het echte beeld is inderdaad heel mooi, mooier nog dan de foto’s die ik gezien had.
Een sereen, bijna oosterse uitdrukking op het gezicht van de Madonna, die bij nader kijken man en vrouw tegelijk lijkt te zijn. De zegenende handen, van zowel Madonna als kind zijn wonderlijk groot. Terug in het hotel kan ik de dame van het hotel melden dat het zeer de moeite waard was om terug te komen.
In de middag heb ik de tijd om de zwarte Madonna van Font Romeu te bezoeken aangezien mijn plannetje om alvast bivak te maken op weg naar de Madonna van Nuria niet doorgaat vanwege aangekondigde onweersbuien. Dit zal de hoogste oversteek worden van mijn tocht en het is niet fijn boven 2500 meter te zijn als het daar spookt. Op naar de Ermitage van Font Romeu dus, haar zomerverblijf. Net als de Madonna van Vassiviere is er hier een traditie met processie waarbij de Madonna aan het begin van de zomer omhoog gaat en aan het eind van de zomer weer omlaag.
De Madonna van Font Romeu is absoluut niet zwart maar wordt net als die van Orcival door de mensen uit de streek wel zwart genoemd. Fraai zijn de vele ex voto’s, geschilderde bedankjes aan de Madonna.
Font romeu is echter een vreselijk skioord, goed voor een internetcafe, maar niet om te blijven, en volgens mijn regel van alles te voet mag ik nu gerust met het gele treintje dat ik al een paar dagen door de vallei heb zien rijden.
Op de website van de tarptentje is een foto gallery page te vinden met tarptentjes op de mooist mogelijke plekjes. Daar wil ik natuurlijk ook een plaatje voor inzenden. Vandaar deze fotosessie met mijn tentje in de hoofdrol. En natuurlijk om te laten zien op wat voor mooi plekje ik heb geslapen.
Graag jullie (jullie = lezers, vrienden, toevallige passanten) oordeel welke foto t mooist is, zodat ik weet welke ik moet sturen naar de tarptentfirma. Voor het gemak heb ik ze geletterd, de letters staan boven de foto’s.
Terwijl ik dit schrijf is Mark net aangekomen aan de andere kant kant van de hoge bergen -aan de franse kant- van de Pyreneeën. Nog een dikke 30 kilometer en dan komt hij aan in Spanje. Op de terugweg naar huis kreeg ik het sms je: hij zat op een ruim terras en was de hoogte over. Hij zat in de zon en at een bord pasta.
Twee dagen geleden stonden we nog samen op 2100 meter van diezelfde top. -Voor de kenners : Vallée d’Orlu- vlak bij Ax les Thermes-. Achter ons: Een berg stenen waar we overheen geklommen waren. Voor ons, maar niet te zien, nog minstens 400 meter stenen te overbruggen. (Stenen zoals hunebedden, maar ook als voetballen. Alles daartussen eigenlijk en dan een enórme berg.) Om ons heen: kraakheldere bergmeertjes en dikke mist die steeds weer veranderde in regen. Water tot onze enkels. Koude wind.
De plek waar ik besloot niet verder te gaan. ‘maar dan moet je wel een foto van de plek maken!’ Wat gebeurde…
Weer twee dagen daarvoor -op 1000 meter- hadden we ‘s nachts alle opties overwogen. Voor Mark zou het de kortste , de beste weg naar het Spaanse gedeelte zijn. Omdraaien zou voor hem dagen tijdsverlies betekenen. Hij zou het ook kunnen en ook de risico’s nemen. Bovendien heeft hij het GR 7 boekje, (volgens mij stammend uit 1954, niet alleen gezien de taal ‘Ik ken u goed, U , Randonneur! U bent nieuwsgierig, sportief, en niet bang!’ maar ook gezien de verwarring die steeds opdook als we met dat boekje aan de gang gingen. Routes die omgelegd waren, beschrijvingen die niet meer klopten ) niet voor niets meegenomen uit Nederland.
Mark had het boekje dus al jaaaaaaren in de kast liggen met de droom die GR 7 te lopen als hij ooit in de Pyreneeën zou komen. En het moment was daar. We lagen op dat belangrijke moment in onze tent terwijl het onweer en de regen om ons heen woedde. Koud geworden en een blikje lentilles met worst als maaltijd had de te nemen tocht over de route GR7 me wel schrik aan gejaagd. Na de klim van zo’n 1000 meter naar de Refuge zou er een tocht van 7 uur volgen, waarin nog eens 500 meter gestegen zou worden,voor we weer een enigzins bewoonde hut tegen zouden komen. Toch besloten om samen naar boven te gaan. Wat we de ochtend na de regen dan ook in een paar uur klaarden.
Ik kan het niet verklaren. Maar het was een belangrijk moment. Op die bewuste 2100 meter heb ik besloten niet verder te gaan. Ik kon niet meer door. Boven in de bergen heersen andere wetten dan op de te begane paden. In de bergen betekent een mensenleven niets. Ongenaakbaar zijn de bergen, ook in die vriendelijke Pyreneeën. Iets wat Mark vreselijk trekt en waar hij vol van kan genieten. Iets wat mij ontzag en angst inboezemt. Desolatie is het juiste woord bij wat ik ervaar bij al die bovenboomse gebieden. Mark daarentegen is inmiddels alleen nog maar spier en de helft van de omvang die hij had toen hij vertrok. Hij loopt met gemak 40 km per dag en kan zo’n bergje hinkelend doen. Hij wordt vreselijk gelukkig in die desolatie die hij eerder ervaart als vol. Hij weet ook wat hij kan en de waarheid is natuurlijk dat hij veel meer kan dan ik. Ik stond tussen de bergmeertjes die bij mooi weer helemaal het paradijs moesten zijn en ik wist het heel zeker: tot hier en niet verder.
Hier is mijn grens.
Dat is niet makkelijk uit te spreken op het moment zelf. Ik wilde niet Mark’s tocht in de weg zitten. Maar eenmaal besloten was het goed. We zijn terug gegaan naar het dal. We hebben daar samen nog een dag doorgebracht. Gisterenochtend heel vroeg is Mark terug gegaan naar het beginpunt van de klim. Ik vertrok een paar uur later naar Nederland. Het was die ochtend prachtig weer en Mark meldde me over niets dan ‘bergen schoonheid’ .
“Ga je ver, zo op deze manier?” vraagt de man tegenover me. We zijn de enigen op het terras, het enige cafe in een wijde omtrek. Het is een uur of 9 in de ochtend.
“Ja, ver” antwoord ik.
“Waarheen dan?”
“Montserrat bij Barcelona”
“En waar vandaan?”
“Vanuit Nederland”
Een complimenteuse “oef”, een monsterende blik;
“En wat maakt dat je deze uitdaging opzoekt, als ik dat vragen mag?”
“Om te zoeken naar een stuk van mijn ziel dat ik kwijtgeraakt ben.”
Een begrijpende blik, woorden van erkenning of herkenning, dat is me door mijn beperkte kennis van de Franse taal niet duidelijk. Even later vertelt hij hoe hij zijn broer verloor toen die 20 en hij 19 was, autoongeluk met verloofde en twee vrienden, allen dood. Hij vertelt hoe hij daarna 20 jaar van zijn leven en zijn gezondheid verkloot heeft. Aan het eind van zijn verhaal praat hij over de onmogelijkheid het verleden te veranderen, maar dat als hij het over zou kunnen doen hij …. Ik ga in op wat hij open laat en vraag hem “als je één ding anders kon doen, wat zou dat dan zijn?”
“Daar moet ik even over reflecteren” zegt hij en hij besteld voor ons allebei nog een kop koffie.
In zijn ogen zijn er veel antwoorden mogelijk, omdat er veel keuzemomenten zijn. Eén mogelijk antwoord is om onmiddelijk na de emotionele klap een goede therapeut te zoeken en er veel over te praten, maar in essentie gaat het volgens hem om twee mogelijkheden; leven of sterven.
Ik vertel hem over hoe ik niet wist dat ik vader wilde worden, hoe het me overkwam dat ik dacht dat ik vader zou worden, over het wakker gemaakte verlangen, en jaren later het besef dat het niet meer zou gaan gebeuren. Ik vertel ook over mijn gedachten dat er een andere kant is, de kant waar een ziel verblijft voordat ie naar dit leven komt, de kant waar een ziel heen gaat als ie dit leven verlaat. Over dat in mijn verhaal een ziel, een meisje in mijn beleving, verschillende pogingen heeft gedaan om aan deze kant te komen, specifiek bij mijn lief en mij. Dat het niet gelukt is, waar natuurlijk verdriet bij hoort, maar dat ik op een gegeven moment besefte dat ik me verbonden heb met zij die niet de oversteek niet kon maken en dat een deel van me niet hier wil zijn maar daar, bij haar aan de andere kant.
“Dat is precies wat ik bedoel met de keuze tussen leven of sterven” zegt de man tegenover me. We wisselen nog meer woorden over leven of sterven, over de mogelijkheid van een onbewuste maar ook bewuste keuze om naar de andere kant te gaan. Hij monstert me nog eens en zegt dan “Blijf maar hier, aan deze kant, er is hier nog zoveel te leven, als het eenmaal je tijd is en je gaat naar die andere kant, dan heb je daar zeeen van tijd, alle tijd van de wereld, maar hier aan deze kant heb je maar beperkte tijd, het leven hier is uniek en bovendien als je eenmaal daar bent kun je niet meer terug.”
Het raakt me wat hij zegt, hoe hij het zegt. Ik besef dat mijn tocht ook daar om te doen is; om dat deel van me dat daar wil zijn, aan de andere kant, uit te nodigen weer volop het leven hier te leven, aan deze kant.
“Kom , ik ga je wat laten zien, iets bijzonders”, zegt hij “en als je tijd hebt, blijf dan bij me eten.”
“Ik heb alle tijd van de wereld” antwoord ik.
We stappen in zijn auto en rijden de weg die ik liep een stukje terug, over het riviertje en dan naar links een veldweg op. We stappen uit bij een prachtige plek, een oude watermolen die boven het riviertje staat. Het woord destination was al verschillende keren gevallen, en als ik Alban, want zo heet hij, bij zijn molen zie dan zie ik een man op zijn plek.
Hij had me al verteld hoe hij na zijn wakker worden is gaan lopen, zoeken. Hij had me ook al verteld dat hij klaar was met zoeken, wat ik niet helemaal begreep. Nu versta ik het veel meer; voor Alban, is deze plek het paradijs op aarde. Toen hij de molen vond , al meer dan 30 jaar ongebruikt, heeft hij de eigenaren opgezocht, ver weg, en nu is het zijn huis. We kijken samen onder de molen, lopen eromheen, klauteren onderdoor en kijken binnen naar het grote radarwerk van de oude graanmolen. De molen slaapt maar het is een bouwsel vol geschiedenis met een eigen ziel en het riviertje eronder zit vol leven.
We gaan samen vissen onder de molen, waar het water naar beneden valt. Ik vertel dat ik met stok, draad en haakje heb proberen vissen, maar niks heb gevangen. Als beginner moet ik de eerste beginselen van vissen nog leren. Om te beginnen hoe je een hengel met een katrolletje bedient en dat mais een geschikt aas is, en dat het haakje er gewoon uit mag of zefs moet steken. Binnen 1 minuut nadat mijn haakje met mais in het water ligt heb ik beet. Ik krijg aanwijzingen hoe ik de draad moet laten vieren en weer binnenhalen. Alban neemt een paar keer over en doet voor. uiteindelijk krijgen we de flinke karper in het net, hijsen we hem naar boven, en nadat Alban me toont hoe je het haakje makkelijk uit de mond van de karper losmaakt mag ik de karper overzettten aan de andere kant, de bovenkant. Dit is Alban’s systeem van een vistrap. De vissen kunnen zelf niet via de stijle waterval naar boven, naar beneden wel, als ze de durf hebben te vallen. Nu kunnen ze toch naar boven, via de vistrap van Alban, maar daarvoor moeten ze zich wel laten vangen. Een paar minuten na de eerste vangst heeft Alban beet en nu doe ik het net en bedient hij de hengel. Weer wordt een forse karper overgezet naar het water boven.
Als de rust is weergekeerd besef ik dat ik vergeten ben een foto te maken. “Geeft niets” zegt Alban, “we vangen zometeen nog een veel grotere. Na een tijdje gaat hij de maaltijd verzorgen en ik blijf nog een tijdje vissen, maar ik vang niks meer.
Na de maaltijd staat Alban erop me terug te brengen naar de bar zodat ik op precies dezelfde plek mijn weg kan vervolgen. Daar bij de bar kan ik links of rechts en dat is de laatste vraag van Alban, ga je links of rechts? Ik ga rechts, groet en vervolg mijn pad. Alban rijdt terug naar zijn watermolen, ik wandel door en heb een hele dag om te overdenken dat het mooi is dat ik iemand heb ontmoet die zijn plek, zijn destination gevonden heeft.
Van 1 mei 2010 tot 1 september 2010 heb ik een pelgrimstocht gelopen. Langs Keulen, Chartres, Rocamadour en Montserrat. Onderweg heb ik veel kerkjes bezocht met zwarte Madonna’s. Gaandeweg gingen die steeds meer voor me betekenen. Ik heb al eens eerder een lange voettocht gemaakt. Destijds, ik was 27, liep ik naar Assisi. Ik liep toen alleen, klopte aan bij mensen voor overnachting. Nu liep ik gedeeltes alleen en gedeeltes samen; met een vriend, een goede collega, een fijne klant. Deze site was vooral bedoeld om de mensen die mee gingen lopen te betrekken en op de hoogte te houden van mijn vorderingen. Nu staat ie vol met verhalen en beelden, en omdat ik niet alleen van lopen hou, maar ook van verhalen en beelden, blijf ik af en toe een blogje posten